Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen]

[Terug naar inhoud artikelen]      [Home]

Diverse artikelen met betrekking tot de West-Friese dwangburchten en kastelen


De familie Van Hoogwoude, haar kasteel en het latere Herenhuis

Door Bernd Ooijevaar

Dit artikel is in gewijzigde versie reeds eerder gepubliceerd in West-Friesland Oud & Nieuw.
Het jaarboek van het Historisch Genootschap 'Oud West-Friesland'; 2009; Hoorn; pag. 111-126 (lit. 142, B. Ooijevaar)

(Update 13-09-2016).

In juli 2005, het jaar van het kasteel, trokken twee medewerkers van de archeologische dienst RAAP met boor en meetapparatuur richting Hoogwoud. In dit West-Friese dorp doen al jaren verhalen de ronde over een machtig kasteel.

Voorafgaand aan het onderzoek van RAAP organiseerde de Hoogwoudse museum boerderij West-Frisia een expositie over het kasteel. De expositie en het archeologisch onderzoek leidde tot een hoop aandacht in de media.
Diverse artikelen in kranten en zelfs een radiouitzending op West-Friesland Radio gaven het mysterieuze Huis Hoogwoud de aandacht die het verdiende. Hoewel de gegevens over het kasteel zelf gering zijn, hebben we de loop der jaren een keur aan informatie verzameld over de familie van Hoogwoud en hun bezittingen.
Tot op heden worden er nog nieuwe detailgegevens gevonden, waardoor een artikel als deze eigenlijk nooit compleet is. Bovendien laat dit artikel niet toe, om al te diep in te gaan op de diverse gegevens uit archieven. Desalniettemin hopen we met dit schrijven, een beeld te geven over wat er tot dusver bekend is over het kasteel en haar bewoners.

De heerlijkheid Hoogwoud en haar eerste heer
Zegel van Hoogwoud zoals dat in de 15e eeuw werd gebruikt. Het randschrift luidt: Sigill Civitans de Hogentwoude (zegel van de inwoners van Hoogwoud). Gipsafdruk van de 17e eeuwse luidklok door H. van der Meij
(foto en bewerking B. Ooijevaar)
.
De 'Stede Hoogwoud' is in 1414 gevormd door Graaf Willem VI van Holland1. Feitelijk werd toen de basis gelegd voor de latere gemeente Hoogwoud, die op haar beurt in 1979 is opgegaan in de huidige gemeente Opmeer. Vanaf het einde van de 13e eeuw tot deze eerste gemeentelijke herindeling behoorde Hoogwoud, samen met de oostelijke helft van West-Friesland, tot het baljuwschap van Medemblik.
De 'gemeente' Hoogwoud kreeg in 1414 haar eigen stadsrechten met een bestuur van een schout, schepenen en burgemeesters. Toen de inwoners van Hoogwoud, evenals die van veel andere West-Friese dorpen tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten (een adellijke partijstrijd) op het verkeerde paard hadden gewed, verloor Hoogwoud haar stadsrechten.
Echter, vrijwel gelijktijdig hiermee (op 12 februari 1429), werd de Stede Hoogwoud in leen uitgegeven als heerlijkheid aan ridder Eduard2.
Soms noemt men hem ook wel Evert of Everhard, maar in officiële bronnen wordt hij telkens Edewairt of Eduwaert genoemd. Daarom noemen wij hem hier Eduard. Eduard was de bastaardzoon van de eerder genoemde graaf Willem VI en daarmee de halfbroer van de overbekende gravin Jacoba van Beieren. Hij bevond zich tijdens zijn leven dus in de hoogste adellijke kringen van het graafschap Holland. De heerlijkheid Hoogwoud was, met al haar toebehoren, een onversterfelijk erfleen, hetgeen inhoudt, dat het leen geërfd kon worden door de directe nazaten of familie van Eduard, waarbij de oudste zoon meestal de eerst-gerechtigde was.
Om aanspraak te maken op het erfleen, diende de aanstaande heer van Hoogwoud, binnen een jaar na het overlijden van de erflater, aan het hof van Holland te verschijnen, met een zogenaamd 'heergewaad', een symbolisch cadeau in natura3. Het specifieke cadeau voor de heerlijkheid Hoogwoud, was een rode valk, maar men mocht ook volstaan met de geldelijke waarde daarvan. De Heerlijkheid omvatte naast allerlei inkomsten, zoals het tiendrecht (vorm van belasting), opbrengsten uit visserijen en zwanerijen, strandvondsten en windrecht, alsmede de zogenaamde hoge (zware) als lage (lichte) rechtspraak.
De Heer van Hoogwoud, of zijn plaatsvervanger de baljuw, sprak recht bij de zware gevallen. De schout en schepenen 'ontfermde' zich over de kleine criminaliteit. Dit zogenaamde schoutambt werd vaak verpacht4. De pachter (de schout) huurde feitelijk dit ambt in ruil voor de opbrengsten (de boetes) die daaruit volgden.
De totale inkomsten uit de heerlijkheid Hoogwoud waren in de 2e helft van de 15e eeuw fors te noemen. In 1474 bedroeg de jaarlijkse opbrengst van de heerlijkheid 360 pond, waarmee Hoogwoud tot de rijkere heerlijkheden in Holland behoorde5.
Het huis van de heer
Algemeen wordt verondersteld dat het Huis Hoogwoud werd gebouwd door ridder Eduard, bastaard van Holland, wiens nageslacht de naam van Hoogwoude ging voeren. Eduard werd in 1426 door zijn halfzus en gravin van Holland tot ridder geslagen.
Eduard en zijn tweede vrouw Alida van Swieten. Detail van de Memorietafel van het geslacht van Swieten, anoniem 1552.
Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden.
Hij trouwde met Jutte van Kijfhoek en later, na haar overlijden, met Alida van Swieten. Zijn kinderen stammen allen uit het eerste huwelijk. Eén van deze kinderen, Margriet, kreeg een buitenechtelijk kind van Willem van Egmond. Margriet van Hoogwoude overleed jong maar haar zoon Gerrit werd stamvader van het geslacht Egmond-van der Nijenburg6.
Met zijn tweede vrouw staat Eduard afgebeeld op een zogenaamde memorie-tafel. Hierop staan diverse leden uit het geslacht van Swieten met hun partners. Een ieder draagt een ketting met een kruis en een ring, hetgeen naar een bijzondere verering van de heilige Anthonius, wijst. Een ander aardig detail op het schilderij is het zwaard van Eduard waarop heer Edewairt van Hoechtwoude te lezen is 7.
Dat Eduard al lang als bouwheer van het Huis Hoogwoud wordt gezien, blijkt uit de kroniek van Gouthoeven uit 1620: "hi dede tot Hoochtwoude een slot timmeren", en verder: "hy dede maken een schoon huys gelijck een casteel binnen sijne heerlickheyt van Hoochtwoude"8. Er is verder echter geen enkel bewijs dat Eduard het kasteel in Hoogwoud liet bouwen. Sterker nog, er is geen enkel bewijs dat hij (regelmatig) in Hoogwoud verbleef.
Een mogelijke aanwijzing dat het Huis Hoogwoud in 1440 nog niet bestond vinden we in een akte van 25 november van dat jaar9. Ridder Eduard beschikte toen niet over (voldoende) eigen personeel om het baljuwambt over Hoogwoud tot uitvoer te brengen. Indien het Huis Hoogwoud toen al bestond, zou er een eigen leenkamer (en dus leenmannen) met voldoende personeel moeten zijn geweest. Dit was echter niet het geval. De graaf van Holland verplichte hierop haar eigen leenmannen om in deze leemte te voorzien (verderop volgt meer informatie over leenkamer en leenmannen).
In 1448-1449, tien jaar voor zijn overlijden, was Eduard bijvoorbeeld baljuw in Den Haag10. Op 29 maart van dat jaar gaf hij zijn heerlijkheid Hoogwoud het stadsrecht terug, dat in 1414 door zijn vader was verleend, maar in 1429 weer was ingetrokken. Eduard bepaalde in dit stadsrecht dat de schout de lage rechtspraak "aldaer berechten sal". De term "aldaar" klinkt ons erg afstandelijk en het wekt niet de indruk dat ridder Eduard toentertijd in Hoogwoud woonde11.
Aanvullingen op de stadsrechten door hem volgden in 1453 en 1456. In dit laatste jaar eindigden de toevoegingen met de zin: "gegeven in den Hage opten 6en dach in Martio, anno 1456". Ook hier uit blijkt, dat Eduard op het moment van uitgifte niet in Hoogwoud verbleef. Hij woonde zeer waarschijnlijk in Den Haag, mogelijk in het grote, versterkte huis dat gebouwd was door zijn schoonvader Floris van Kijfhoek. Tegenwoordig staat hier de Koninklijke Schouwburg. Uiteindelijk werd ridder Eduard ook in de grote kerk te Den Haag begraven: "voor thooge altaer, onder eenen blauwen serck"12. Al met al hebben we gebrek aan bewijs dat Eduard inderdaad de bouwheer van het kasteel is geweest. Het kasteel wordt ook niet genoemd in zijn testament uit 1450 aan zijn vrouw Jutte13.
De mogelijke residentie van Eduard in Den Haag; het grote, versterkte huis dat gebouwd was door zijn schoonvader Floris van Kijfhoek. Tegenwoordig staat hier de Koninklijke Schouwburg.
Anthonis van Hoogwoude, de tweede heer
Na het overlijden van Eduard op 20 maart 1458 vererfde het grafelijke leen, de heerlijkheid Hoogwoud, op zijn oudste zoon Anthonis. Reeds eerder, op 23 mei 1449, werd hij beleend met de ambachtsheerlijkheid Overblokland en vervolgens in 1453 met het genoemde huis in Den Haag. Beide uit de erfenis van zijn grootvader Floris van Kijfhoek.
Op 28 april 1458 verscheen Anthonis aan het hof om zijn erfdeel van zijn vader op te eisen. Naast de heerlijkheid Hoogwoud met al haar rechten en inkomsten verwierf Anthonis ook de tienden van Wognum, de tienden van Aarlanderveen en 8 morgen land in Lisserbroek14.
De tienden, spruitende uit het zogenaamde tiendrecht, was een vorm van belasting waarbij elke inwoner jaarlijks een tiende deel van zijn opbrengsten moest afstaan. Het zal dan ook een aardige bron van inkomsten zijn geweest. Het Huis Hoogwoud, welk na 1493 een vast onderdeel werd van het heerlijke leen, wordt in de akte van belening niet genoemd. Dit kan betekenen, dat het huis een allodiaal (eigen bezit) goed was en geen grafelijk bezit, dat bij het leen behoorde. Een andere mogelijk is dat het Huis Hoogwoud pas tussen 1458 en 1463 door Anthonis werd gebouwd.

Anthonis trouwde rond 1453 met Sofia, de dochter van Jan van Poelgeest en Margareta van Swieten. Eerder zagen we dat Eduard na het overlijden van zijn eerste vrouw, hertrouwde met Alida van Swieten15. Huwelijkspartners werden vaak gezocht binnen een gelijkwaardige klasse, waarbij politiek en strategie een grote rol speelden.
Het geslacht van Poelgeest bezat onder andere twee kastelen die gelegen waren aan de Rijn, iets ten westen van Leiden, namelijk Klein-Poelgeest en Groot-Poelgeest. Door het huwelijk van Anthonis met Sofia kwam het huis Klein Poelgeest in handen van het geslacht van Hoogwoude, de nazaten van Anthonis.
In 1527 werd Gerrit van Hoogwoude beleend met dit huis en later vererfde het op zijn dochter, die naar haar oma was genoemd. Gedurende de rest van de 16e eeuw bleef Klein Poelgeest in handen van de familie van Hoogwoude, alwaar zij ook woonachtig waren16.
Na het overlijden van Sofia van Poelgeest, hertrouwde Anthonis met Catharina van Duinen. Als we de verklaring van Anthonis zijn oudste zoon Willem mogen geloven stond zij op tamelijk slechte voet met haar stiefkinderen. Catharina wist Anthonis er zelfs van te overtuigen om, tot ieders verontwaardiging, te verhuizen naar het land van Kleef (thans een deel van Duitsland). Het huis Hoogwoud werd ontruimd en met medeneming van alle mobiele goederen, juwelen en diverse belangrijke akten, vertrok Anthonis na 1486 oostwaarts17. De werkelijke reden van het vertrek van Anthonis laat zich raden. Wellicht was de slechte economische situatie en de toenemende opstand tegen de adel hier mede de oorzaak van.

A. Rademaker, Het Huis Klein-Poelgeest.
Gemeentearchief Den Haag.

Betrekkingen met Haarlem
Verder in dit verhaal zal blijken, dat het huis Hoogwoud (met drie morgen land) voor de eerste maal genoemd wordt in 1493. Een belangerijk detail uit dit document is, dat het huis ten oosten grensde aan het land, dat "De Commandeur van Sint Jan" werd genoemd.
De Commandeur van Sint Jan was een klooster in Haarlem welk in de 14e eeuw werd gesticht door de zogenaamde Johannieters, genoemd naar Johannes de Doper. Zij waren kruisvaarders uit adellijke geslachten. De Commandeur te Haarlem bezat talloze goederen in Holland18 en was een rijk klooster. Uit een andere vroege bron weten we dat er ooit brieven (in bezit van Antonis van Hoogwoude) waren: "sprekende up die Heyligegheest tot Harlem van zekere renten angaende den huyse van Hoichtwoud ende der hofstede aldair". Bovendien waren er brieven: "sprekende up meester Gerrit van Harlem"19. Wellicht is hij dezelfde persoon als Gerrit van Schoten, commandeur van het klooster van 1427 tot 146020.
Helaas zijn de oude documenten verloren gegaan. Toch blijkt duidelijk, dat het huis Hoogwoud in oorsprong een zekere band heeft gehad met het klooster in Haarlem. We krijgen de indruk, dat het huis Hoogwoud met de drie morgen land oorspronkelijk één geheel vormde met het land van de Commandeur te Haarlem. Ook de kerk van Hoogwoud was oorspronkelijk gewijd aan Johannes de Doper en we vragen ons af of dit toeval is. Omstreeks 1300 zegelde het Hoogwouder Ambacht met een ovale zegel, waarop een schild met een breedarmig kruis zichtbaar is. Dit kruis zou kunnen verwijzen naar de kruistochten waaraan ook West-Friezen zouden hebben deel genomen, maar dit terzijde21.
Pastoor en de heer van Hoogwoud betrokken bij een moord
In 1466 verschenen enkele verslagen familieleden voor Frederik Jansz., de deken van de proosdij van West-Friesland te Hoorn. Ze deden daar hun beklag over de valse beschuldiging, die de pastoor van Hoogwoud had gedaan aan het adres van hun inmiddels overleden broer Jacob Hermansz. Van deze Jacob Hermansz wordt vermeld dat hij de buurman was van de heer van Hoogwoud: "...ende hi was wonachtich naeste mitten voirs heer van Hochtwoude ghebueren...". Naast dit bijzondere gegeven - het is immers het vroegste bewijs dat de heer van Hoogwoud ook daadwerkelijk in Hoogwoud woonde - leveren de gegevens over deze dorpsrel ons nog een tweetal andere aanwijzingen op inzake het kasteel. De eerste is de verklaring van een pastoor van Hoogwoud, dat hij omstreeks 1463 "quam woenen mitten heer van Hoichtwoud". In deze tijd bood het Huis Hoogwoud blijkbaar onderdak aan de pastoor van Hoogwoud. Zal de pastoor ook de eventuele huiskapel hebben bediend?
De andere aanwijzing is, dat het Huis Hoogwoud over een gevangenis beschikte. De zus van de verdachte Jacob Hermansz verklaarde namelijk, dat haar broer "in den stock of in behoede mijns heren" was bezweken aan de martelingen, die hem door de mannen van heer Anthonis was aangedaan. Het voorgaande leidt ons tot de conclusie dat het Huis Hoogwoud in 1463 reeds bestond. We zouden ons kunnen afvragen of het Huis Hoogwoud misschien in 1463 werd gebouwd, omdat de pastoor die beroepen werd door heer Anthonis, juist toén in het kasteel kwam wonen?22.
Leenkamer en leenmannen
Net zoals de heren van Hoogwoud de heerlijkheid in leen hielden van de graven van Holland, hadden de heren van Hoogwoud ook eigen goederen binnen hun domein, die zij in leen konden geven aan zogenaamde achterleenmannen of vazallen.
In de archieven van het Barbara Gasthuis te Haarlem bevindt zich een stuk, waarin heer Eduard in 1430 één morgen land te Hoogwoud in leen geeft aan ene Pieter Fockezoon23. Mogen we deze persoon als eerste leenman van Hoogwoud beschouwen?
Bij het Huis Hoogwoud hoorde later ook een eigen leenkamer, die al in 1472 bestond24. Naast diverse landerijen bestond de leenkamer ook uit een huis met een hofstede te Aartswoud. Op een tamelijk onbekende oude tekening zien we direct ten zuiden van de Aartswouder kerk een boerderij afgebeeld met een bijzonder stuk muurwerk. Hier stond in de 19e eeuw de school. Op deze bijzondere plek heeft mogelijk ooit het leenroerige huis gestaan. De uitgebreide boerderij stond, blijkens de tekening, op een verhoogd terrein en bezat een bijzondere schoorsteen. De schoorsteen lijkt het bestaan van een oven te bewijzen.

Zoals we reeds zagen waren de inkomsten, die Anthonis uit zijn heerlijkheid derfde aanzienlijk, hij behoorde dan ook tot de belangrijkste leenmannen van Holland. Op basis van deze inkomsten bepaalde de graaf de mate van de militaire verplichting van zijn leenman. In 1476 werd van Anthonis verwacht dat hij, indien nodig, met drie mannen te paard en zeven voetknechten het grafelijke leger zou ondersteunen. Ter vergelijking, Albrecht van Schagen leverde toen 'slechts' twee ruiters. In 1470 namen Anthonis en zijn mannen deel aan de veldtocht naar Amiens.
In 1472 volgde een veldtocht naar Pontieu en namen zij deel aan het beleg van Beauvais25. We kunnen er vanuit gaan dat de eerder genoemde leenmannen van Hoogwoud bij deze acties van de partij waren. Want net zoals Anthonis militaire verplichtingen had naar zijn heer, de graaf van Holland, zo hadden de leenmannen van Anthonis verplichtingen naar hún heer. Ook waren de leenmannen graag geziene gasten op feesten, die van tijd tot tijd op het kasteel gehouden werden. De heer pronkte maar al te graag met zijn personeel.

Willem en de begraven hofstede
Zoals gezegd overleed Anthonis niet lang na zijn vertrek, waarna de heerlijkheid, het huis en de leenkamer van Hoogwoud in 1491 overgingen op zijn oudste zoon Willem26. Het doet merkwaardig aan, dat Willem pas in 1504 aangifte deed bij het hof van Holland van vermissing van de diverse goederen, die nog steeds in handen waren van zijn stiefmoeder. Mogelijk had Willem de papieren nodig tijdens de bevestiging van de overdracht van de heerlijkheid in 150427. Zeer interessant is te lezen, dat zich onder de papieren, een fundatie-brief bevond van een kapel in het Haagse Hout28. Op een oude kaart vinden we deze kapel afgebeeld, vlak bij het huis dat Anthonis in 1453 erfde van zijn grootvader, Floris van Kijfhoek. Niet geheel toevallig was deze kapel gewijd aan Sint Anthonius. Net als zijn vader en zijn opa, vinden we Willem als ridder vermeld. Om onduidelijke redenen droeg Willem kort nadat hij de heerlijkheid verwierf, het huis Hoogwoud in 1493 over aan de graaf van Holland, die er direct de graaf Van Egmond mee beleende. Een mogelijke reden zou kunnen zijn, dat Willem door deze actie het kasteel koppelde aan de heerlijkheid, waardoor kostbaar onderhoud, mede uit de opbrengsten van de heerlijkheid, konden worden gefinancierd.
Willem had namelijk geen kinderen, waardoor de kans bestond dat na zijn overlijden, het huis en het land onder verschillende erfgenamen zou worden verdeeld. En dergelijke versnippering zou ongetwijfeld hebben geleid tot vernietiging van het trotse familiebezit.
Vanaf 1493 was het Huis Hoogwoud dus geen allodiaal (eigen) goed meer, het werd toen een grafelijk bezit tezamen met de heerlijkeid Hoogwoud.
De overdracht van het huis in 1493 geeft ons de eerste echte vermelding van het kasteel: "thuys mitten begraven hofstede, geheten thuys van Hoichtwoud mitten boomgairden ende lande dairtoe behoirende"29.
Belangrijk voor de nadere lokalisering van het huis, zijn de belendingen (aangrenzende eigenaren) die genoemd worden. Vooral de belending aan de westzijde, n.l. het land "de Commandeur van Sint Jan te Haarlem" is van belang. Tussen de huidige Burgemeester Hoogenboomlaan en het land van de Commandeur, lagen de landerijen van de eerder genoemde leenkamer. Het land van de Commandeur moet ongeveer gezocht worden op de plaats waar thans (een deel van) de Dokter Poolstraat is gesitueerd. Het Huis Hoogwoud stond dus een aardig stuk ten noorden van de Burgemeester Hoogenboomlaan. Verder vinden we de "Heerwech" ten oosten van het huis gelegen.
Gedurende de hele 16e eeuw was de heerlijkheid en het Huis Hoogwoud in leen bij het geslacht Van Egmond. Hierbij moet worden opgemerkt, dat Lamoraal Van Egmond in 1567 de drie morgen land bij het kasteel ten eigen kreeg (het was dus geen leen meer). In 1578 draagt Sabina, hertogin van Beieren, het Huis Hoogwoud over aan haar zoon Philips Van Egmond30. Hoewel er, met name inzake de opbrengsten van de heerlijkheid, interessante zaken uit de 16e eeuw te melden zijn, voert dit voor dit artikel te ver. Het huis Hoogwoud zal voor het roemrijke geslacht Van Egmond van weinig belang zijn geweest, gezien de talloze bezittingen die deze familie bezat.
Het einde van het kasteel
Hoewel het Huis Hoogwoud met haar drie morgen land, in de akten van beleningen tussen 1493 en 1750 steevast als zodanig naar voren komt, moet er een moment zijn geweest dat het oude kasteel in verval is geraakt. Dit kan opgemaakt worden uit het feit, dat de locatie van het kasteel tegen het einde van de 15e eeuw, niet overeen komt met de plaats waar, vanaf de 17e eeuw het Herenhuis heeft gestaan.
Het Herenhuis stond namelijk ten oosten van de landerijen uit de leenkamer, terwijl het oude kasteel zich ten noorden van deze landerijen bevond. Daar komt nog bij, dat het latere Herenhuis, gezien de stijlkenmerken, op zijn vroegst uit de late 16e eeuw zal stammen.

De laatste heer van Hoogwoud uit het geslacht Van Egmond, nl. Lamoraal Van Egmond jr. verkocht, wegens grote schulden de heerlijkheid Hoogwoud in 1600 aan Cornelis van Mierop voor 26.000 gulden31. In deze verkoopakte komen we de volgende passage over het Huis Hoogwoud tegen: "...niet vuijt gesondert dan alleenlijcken dat huijs van Hoochwoude ende drie margen lants daer toe behoorend, voor-date van desen geruijneert en vercocgt wesende...". Dit lijkt het bewijs dat het Huis Hoogwoud kort voor 1600 is verdwenen. Als de familie van Mierop een aantal jaren later de heerlijkheid overdraagt aan de familie van der Noot, wordt het Huis helemaal niet meer genoemd. Pas later komen we de vermelding van het Huis Hoogwoud met drie morgen land weer structureel tegen.

Het kasteel getekend
In het voormalige raadhuis te Hoogwoud werd sinds jaar en dag een oude tekening bewaard met het onderschrift "het huys Hoogwoude by Medemblik". Tegenwoordig berust deze 18e eeuwse prent bij het gemeente Opmeer. Wijlen meester Slooten, die de afbeelding publiceerde in zijn bekende fotoboekje, merkte op dat de tekening vermoedelijk was gemaakt door Jacob Stellingwerf (1675-1730). Hij had het bij het rechte eind wat betreft de vervaardiger, maar dat Stellingwerf vrijwel nooit uit eigen aanschouwing werkte (en bovendien over een grote duim beschikte), is niet geheel juist. Stellingwerf was een kopiist, die in opdracht alles kopieerde wat hem door de opdrachtgever werd voorgeschoteld. Er zijn veel tekeningen van hem bewaard gebleven waar ook het voorbeeld nog van bestaat. Helaas weten we niet naar welk voorbeeld zijn tekening van het Huis Hoogwoud is gemaakt, maar wat wel bekend is, dat hij deze tekening maakte in opdracht van Matthias Brouverius van Nidek. In een 18e eeuwse veilingcatalogus wordt de tekening van het Huis Hoogwoud genoemd en op de een of andere wijze, is deze dus uiteindelijk in Hoogwoud terecht gekomen. Hoewel het getekende kasteel duidelijke kenmerken uit de 15e en 16e eeuw vertoont valt er over de getrouwheid niets met zekerheid te zeggen. Het blijft een gegeven, dat Jacob Stellingwerf ook tekeningen maakte die tegenwoordig, terecht, ernstig in twijfel worden getrokken.

J. Stellingwerf, Het Huis Hoogwoud bij Medemblik. Pentekening uit de 18e eeuw waarvan het enig bekende origineel berust bij de gemeente Opmeer.

Het Herenhuis; een nieuw huis voor de heer
Nu duidelijk is geworden dat het oude kasteel van Hoogwoud vlak voor 1600 tot een ruïne is geworden, waarvan de resten door de heren Van Egmond zijn verkocht, vallen de latere vermeldingen van een Herenhuis beter te plaatsen.
We mogen er voorzichtig vanuit gaan, dat dit Herenhuis in het eerste decennium van de 17e eeuw is gebouwd, wellicht met hergebruikt materiaal van het oude kasteel. In ieder geval vinden we het Herenhuis voor de eerste maal in 1637 vermeld32. Blijkens het kohier der haardsteden, had het huis toen drie schoorstenen. Zeven jaar later waren dat er nog maar twee. Door onderzoek in het oud-rechterlijk archief van Hoogwoud en het raadplegen van de eerste kadastrale gegevens kwam het vast te staan, dat het Herenhuis ongeveer op de plaats van Herenweg 67 heeft gestaan. Dit perceel stond vroeger algemeen bekend als de heerlijkheids Hofstede33.

Detail van de kadastrale minuut Hoogwoud D2 uit 1826. Perceel nr. 76 is het erf van de heer van Hoogwoud waar het Herenhuis stond. Het hoekhuis links onderin is het nog bestaande 'Het Witte Huis'.
Kadaster Alkmaar.

Detail uit een verpondingboek van Hoogwoud (1711). "T grote huijs van de vrouw van Hoogtwout" is het Herenhuis.
Westfries Archief, Hoorn.

Het Herenhuis getekend
In 1726 werd Hoogwoud verrast door het bezoek van de tekenaar Andries Schoemaker (1660-1734). In de jaren '20 van de 18e eeuw reisde Schoemaker door heel Nederland met als doel, het vastleggen van allerlei dorpsgezichten en bijzondere gebouwen. Hoewel zijn tekeningen zich kenmerken door een wat kinderlijke stijl is de historische waarde ervan groots te noemen.
Niet alleen van Hoogwoud maar van praktisch alle dorpen en steden in West-Friesland zijn er tekeningen van zijn hand bewaard gebleven. Merkwaardig genoeg is veel van zijn werk tot op heden tamelijk onbekend gebleven. Zo ook de tekening die Schoemaker in 1726 maakte van het Herenhuis te Hoogwoud. Pas in de zomer van 2005 werd ik via een tip op de hoogte gebracht van een boek waarin dit adellijke huis staat afgebeeld. Niet minder fraai is het onderschrift dat door Schoemaker onder de tekening werd geplaatst: "wanneer ik in den jaare 1726 tot Hoogwout was vond ik aldaar een seer vry out heerenhuys dat ik van voren tekende gelyk het hier boven word vertoont. In den voorgevel stonden drie wapenschilden die ik niet enhou (onthouden heb) behalve de middelste, dat was Holland. Dit huys staat int best vant dorp, aan de algemeene rywegh...".
Voorts schrijft Schoemaker over graaf Willem VI van Beieren en zijn dochter Jacoba. Wellicht probeerde hij hier een link te leggen tussen het wapen van Holland op het Herenhuis en zijn kennis over de eerste heren van Hoogwoud. Het is spijtig te vernemen dat Schoemaker de andere twee (of liever drie, want iets hoger lijkt nog een schild te staan) wapens niet heeft onthouden. Een dergelijk wapen had ons informatie kunnen verschaffen over bijvoorbeeld de familie die verantwoordelijk was geweest voor de bouw van het Herenhuis. Het is niet aannemelijk dat één der schilden het wapen Van Egmond was, want Andries tekende op dezelfde dag ook het oude raadhuis van Hoogwoud waarop wel het wapen Van Egmond was aangebracht. Schoemaker wijdde een heel boekwerk aan het geslacht Van Egmond34, daarom lijkt het ons niet logisch dat hij daarom een dergelijk wapen niet zou herkennen en onthouden. !(N.B. Zie toegevoegde noot 37 september 2016).

A. Schoemaker, Het Herenhuis tot Hoogtwout 1726.
Koninklijke Bibliotheek Den Haag.

Archeologie in 2005
In juli 2005 werd ik door archeologisch adviesbureau RAAP benaderd met de vraag of ik historisch materiaal kon leveren ten behoeve van het geplande onderzoek naar eventuele resten van het Huis Hoogwoud. Kort daarvoor had RAAP -in het kader van het jaar van het kasteel- van de provincie opdracht gekregen dit onderzoek uit te voeren. Het bureau onderzoek van RAAP had weinig historische gegevens opgeleverd en uiteraard droeg ik mijn bescheiden genoeglijk over. In juli 2005, een periode van hevige regenval, begonnen twee archeologen met het vooronderzoek op de plaats waar de ligging van het voormalige kasteel werd vermoed.

Archeologie tussen de koeien in 2005. R. Schifferlie instrueert haar collega F. Stevens (RAAP) over de werkwijze van de weerstandsmeting. N. Zander kijkt aandachtig toe.
(foto: B. Ooijevaar).

Met behulp van een grondboor (een soort palenboor) werden een 50 tal boringen gezet op en nabij de vermeende locatie. Juist op de locatie waar op basis van de luchtfoto het kasteel werd verwacht, bevatte het boorsel veel stukjes baksteen, mortel, bot, aardewerk en zelfs vensterglas. In de naaste omgeving van deze plek kwam vrijwel niets dan schone grond omhoog. Al met al voldoende reden om optimistisch naar dag twee uit te kijken. Op deze dag zou een weerstandsmeting volgen. Een dergelijke meting meet het vochtgehalte van de bodem en daar waar veel puin of zelfs funderingen in de grond zitten zal de weerstandsmeter hoog uitslaan. Vervolgens worden deze waarden door middel van een computer omgezet naar een beeld. Toen ik op het einde van de tweede dag de site bezocht bleek de teleurstelling groot. Op de vermoedelijke plaats van het kasteel waren zeker interessante metingen gedaan, maar volgens RAAP waren deze sporen niet overtuigend genoeg.
Ten westen van deze plaats, werd een 12 meter brede, kaarsrechte baan van zeer lage weerstand gevonden, maar ook hier werden geen eventuele conclusies aan verbonden. Toch vreemd, omdat deze baan evenwijdig loopt met de (op basis van een oude luchtfoto) veronderstelde, gedempte gracht. Bovendien was de baan van lage weerstand van precies dezelfde breedte als de veronderstelde gracht en juist daar tussen in, bevinden zich tamelijk interessante metingen en puinresten. Toeval?

Uiteindelijk volgde een maand later nog een tamelijk zinloos onderzoek op de plek waar van ongeveer 1600 tot 1750 het latere Herenhuis heeft gestaan. Hier werden helemaal geen bruikbare sporen gevonden, terwijl het zo goed als zeker is, dat het Herenhuis op deze plek stond. Herbouw, begroeing en vergraving in latere eeuwen maakten deze locatie ongeschikt voor een dergelijk onderzoek35.

Detail van een luchtfoto uit 1939. De witte pijl wijst naar de bijzondere plek in het weiland alwaar het archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
Topografische Dienst Emmen.

In de directe buurt van de letter A moet het oude kasteel van Hoogwoud worden gezocht. Het Herenhuis stond op de plek waar de B staat aangegeven.
(Detail uit de Topografische Atlas van de ANWB uit 2004).

Slotwoord
Opmerkingen als: "vreemd dat een jarenlange speurtocht tot nu toe niet de exacte locatie heeft kunnen achterhalen"36, laten we voor wat het is. Men beseft blijkbaar niet hoe gecompliceerd het is, om laat-middeleeuwse gegevens te interpreteren naar het heden. Ook de visie dat het Huis Hoogwoud slechts een betrekkelijk eenvoudig boerenhuis met edelmanvertrek is geweest, laten we achter ons. Gezien de inkomsten van de heerlijkheid Hoogwoud in de late middeleeuwen en de afkomst van de eerste heren, mogen we er vanuit gaan, dat het Huis Hoogwoud een kasteelachtig gebouw is geweest. De aanwezigheid van een slotgracht (begraven Hofstede), een gevangenis, personeel en een eigen leenkamer bevestigen dit beeld. Dat het onderzoek, zowel historisch als archeologisch, nog lang niet op zijn eind is mag duidelijk zijn. Hoewel de kans klein is, hopen we op een doorbraak. Zeer waarschijnlijk zal deze in de bodem, en niet in de archieven moeten worden gezocht.

Hoogwoud, december 2008


Literatuur en noten:
  1. P. Bossen, Kroniek van de dorpen Hoogwoud en Aartswoud, Alkmaar 1938, p. 106 en verder. Transscripties van de handvesten staan hier afgedrukt.
  2. A.W.E. Dek, Genealogie der graven van Holland, Zaltbommel 1969, p. 67 en 81.
  3. A. Janse, Ridderschap in Holland, Hilversum 2001, p. 202.
  4. In 1416 was de pachtsom van het Hoogwouder schoutambt (60 pond per jaar) maar liefst 20 maal zo hoog als de helft van de opbrengsten die daar uit volgden. Het schoutambt had blijkbaar andere voordelen. Vergelijk: J.A.M.Y. Bos-Rops, Graven op zoek naar geld: de inkomsten van de graven van Holland en Zeeland, 1389-1433, 1993, p. 118-119. In de 16e eeuw bedroeg de pachtsom 30 pond per jaar. Vergelijk: P. Noordeloos; Heerlijkheden in Westfriesland. In; WFON 1957.
  5. A. Janse, Ridderschap in Holland, Hilversum 2001, p. 157.
  6. A.W.E. Dek, Genealogie der graven van Holland, Zaltbommel 1969, p. 67-68. Dek blijkt het overgrote deel van de genealogie van het geslacht Hoogwoude te hebben genomen uit: J. Kok, Vaderlandsch Woordenboek, deel 21, Amsterdam 1789, p. 57-59. Hier vinden wij ook de legende dat Eduard's dochter Margriet, een zoon Gerrit kreeg uit een relatie met Willem Van Egmond. Gerrit zou de stamvader worden van het geslacht Egmond-van der Nijenburg. Het bewijs voor deze legende vond ik in: Zeeuws Archief, Borssele van der Hooge, toegangsnummer 68 (Opgenomen in een vidimus, d.d. 1633, van Arnout Huyn, heer van Gilain, ambtman van Krieckenbeeck en Erckelens, en drie andere heeren, waarvan afschriften in Inv. nr. 58, fol. 25 v0., 47, en in Inv. nr. 137).
  7. Stedelijk Museum 'De Lakenhal' te Leiden.
  8. W. van Gouthoeven, D'oude Chronijcke ende Historien van Holland (met West-Vriesland) van Zeeland ende van Utrecht, Dordrecht 1620, p. 177 en 432. (Regionaal Archief Alkmaar, bergnummer 10 E 7).
  9. J. Rosa e.a., Memorialen van het Hof (den Raad) van Holland: Zeeland en West-Friesland, uitgave van het Rijksarchief in Zuid-Holland 1929, p. 285-286.
  10. A.W.E. Dek, Genealogie der graven van Holland, Zaltbommel 1969, p. 67.
  11. P. Bossen, Kroniek van de dorpen Hoogwoud en Aartswoud, Alkmaar 1938, p. 123.
  12. W. van Gouthoeven, D'oude Chronijcke ende Historien van Holland (met West-Vriesland) van Zeeland ende van Utrecht, Dordrecht 1620, p. 177. (Regionaal Archief Alkmaar, bergnummer 10 E 7).
  13. J.W. Groesbeek, Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland, Haarlem 1981, p. 292-294.
  14. Nationaal Archief Den Haag, Graven van Holland 716, fol.10.
  15. A.W.E. Dek, Genealogie der graven van Holland, Zaltbommel 1969, p. 68.
  16. J. Roefstra, Klein Poelgeest; Een riddermatige hofstede in Rijnland, Nederlandse Kastelen Stichting, Doorn, 1992.
  17. Nationaal Archief Den Haag, Sententiën van het Hof van Holland 494, fol. 11-12
  18. http://members.home.nl/mtettero/Jansklooster1.html (websites hebben soms een tijdelijk karakter waardoor deze verwijzing kan verlopen).
  19. Nationaal Archief Den Haag, Hof van Holland 494, fol. 11-12
  20. http://members.home.nl/mtettero/Jansklooster1.html (websites hebben soms een tijdelijk karakter waardoor deze verwijzing kan verlopen).
  21. P. Noordeloos, Westfriesland en zijn Landzegels. In: West-Frieslands Oud & Nieuw, jaargang 26 (1959), p. 5 ev.
  22. J.G. Joosting, De proosdij van Westfriesland, Den Haag 1924, p. 323-359. Vergelijk ook B. Voets; Een kijkje in de geschiedenis Hoogwoud en Aartswoud, Hoorn 1977, p. 28-34.
  23. Noord-Hollands Archief Haarlem; Barbara Gasthuis te Haarlem, toegangsnummer 3241, 53x.
  24. De Leenkamer van Hoogwoud 1472-1645. In: Ons voorgeslacht, 35e jaargang 1980, p. 408.
  25. A. Janse, Ridderschap in Holland, Hilversum 2001, p. 299-301.
  26. Nationaal Archief Den Haag, Graven van Holland 721, fol. 7v
  27. Nationaal Archief Den Haag, Graven van Holland 721, fol. 9
  28. Nationaal Archief Den Haag, Hof van Holland 494, fol. 11-12. Een afbeelding van deze kapel bevindt zich in het Gemeente Archief van Den Haag
  29. Nationaal Archief Den Haag, Graven van Holland 722, fol. 4-6
  30. De Leenkamer van Hoogwoud 1472-1645. In: Ons voorgeslacht, 35e jaargang 1980, p. 408
  31. Nationaal Archief Den Haag, Graven van Holland 739, fol. 589-591
  32. Westfries Archief, Hoorn; Oud Archief Medemblik; bergnummer 1010 en 1011
  33. Westfries Archief, Hoorn; Oud Archief Hoogwoud; Verpondingsboek 1711. Oud Rechterlijk Archief Hoogwoud; bergnummers 5494 (22-12-1700); 5495 (26-07-1723)
  34. A. Schoemaker; Korte Beschrijving van de oude adelyke huysen deszelfs Ruinen: deftige riddermatige hofsteden; hofsteden en plysier plaatsen gelegen in Westvriesland, Kennemerland, Waterland en 't land van Bloys voor sooverre die noch in wesen syn: nat leven getekent: en hier in een bondeltje bij een gebracht door Andrie Schoemaker; Koninklijke Bibliotheek Den Haan, bergnummer 78 H 43, nr. 90
  35. M. Rietkerk et al, Kasteel Hoowoud, RAAP rapport nummer 1248, Amsterdam 2005
  36. Poldervondsten; uitgave 01-12-2005; uitgeverij Luctor et Emergo te Hoorn; p. 42
    Tijdens de zoektocht naar het Huis Hoogwoud is de auteur van dit artikel tamelijk vaak ontmoedigd door critici die van mening zijn dat er te Hoogwoud nimmer een echt kasteel heeft gestaan. Bij hen bestaat het idee dat het Huis Hoogwoud gezien moet worden als een 'gewoon'huis met edelmansvertrek. Dit artikel komt uit op heel andere conclusies
  37. De tekening van het Heerenhuis van Hoogwoud is eveneens opgedoken in een andere collectie, namelijk 'Beschrijving en Afbeelding der Steden, Dorpen, Gehugten Adelijke en andere Gebouwen in Westfriesland, Waterland, Kennermerland, en Aankleve van Dien, Dus beschreven en bij een Versamelt, Mitsgaders, in Alphabetise Ordre Geschikt door Andries Schoemaker' (deel 2, nr. 409). Deze bevindt zich in de collectie van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Zie: Wikimedia Commons. Op deze afbeelding ziet men links wel een wapen. De twee vierendelen bevatten onmiskenbaar het wapen van Egmond.
    Uit: 'Beschrijving en Afbeelding der Steden, Dorpen, Gehugten Adelijke en andere Gebouwen in Westfriesland, Waterland, Kennermerland, en Aankleve van Dien, Dus beschreven en bij een Versamelt, Mitsgaders, in Alphabetise Ordre Geschikt door Andries Schoemaker' (deel 2, nr. 409)

[Home]