Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen]

[Terug naar inhoud chronologie]      [Home]

Verder verval in de 19eeeuw gestopt.

Een omvangrijke restauratie.

Kantongerecht.

(Update 10-10-2022)
← Het huis te Medemblik (kasteel Radboud) in de 18de eeuw
Kasteel Radboud in de 20ste eeuw →

In het vorige deel over de toestand van het kasteel in de 18de eeuw kwam duidelijk naar voren dat het slot blootstond aan verval. Desondanks heeft men omstreeks 1800 toch geprobeerd om enig onderhoud, of zelfs verbouwingenen uit te voeren, om zo het slot in een redelijke staat te houden. Dat bleek uiteindelijk onvoldoende. De vraag is, hoe men dit destijds had aangepakt. Het is niet uitgesloten dat dit over langere tijd, gefaseerd werd uitgevoerd. Er dient nog wel onderzoek gedaan worden, wanneer en door wie de opdracht werd gegeven.

  1. Men ziet dat er een restauratie van de kopgevels van het woongedeelte heeft plaatsgevonden. De trapgevels aan zowel de noord als de oostzijde werden afgebroken en vervangen door een eenvoudiger constructie. We zien dat aan de noordkant een klokgevel is gemaakt. De gevel aan de oostzijde werd eveneens vereenvoudigd.
  2. De zuidwestelijke toren, de Bottelarijtoren, was zodanig vervallen, dat er kennelijk niets anders opzat, dan deze af te breken.
  3. De leien op de daken werden vervangen door pannen.
  4. Er zijn grote ramen geplaatst
  5. Eveneens zijn er werkzaamheden op de zolder van de oostelijke gebouwvleugel uitgevoerd. Dit vond plaats in 1815, maar ook later, hetgeen blijkt uit timmermans-inscripties.

De situatie van de noordgevel in 1740 (C. Pronk, uitsnede. Beeldbank Noord-Hollands Archief (NHA), Haarlem.) De situatie van de noordgevel in ca. 1800 (C. de Kruyff, uitsnede. NHA) Draagbalk met een inscriptie op de zolder van de oostelijke woonvleugel (foto: auteur)
De zuidzijde van het kasteel van Medemblik in 1880. Het slot is zienderogen afgetakeld tot een boerderijachtige bouwval.
De zuidwestelijke ronde toren is tot de fundering afgebroken.
(Bron: Westfries Archief, Hoorn)

Hendrik Tavenier (1734-1807): 'Kasteel te Meedenblik 1787'. Deze afbeelding laat de embarmelijke toestand van het slot zien rond het einde van de 18e eeuw. Zowel het kasteel als de Oosterpoort bevinden zich in zeer vervallen staat. (Noord-Hollands Archief)
De zeer verwaarloosde toestand van het kasteel ca. 1850, ongeveer 40 jaar voor de restauratie, is op deze 'foto-achtige' afbeelding te zien. Zie ook de onderstaande afbeeldingen, die direct op dit beeld aansluiten.
(Anoniem, bron niet bekend).

Hetzelfde beeld als boven, doch deze 'naïve' compositie toont, naast de context in het begin van de 19e eeuw, een uitgesproken sfeer. Opvallend is de nauwkeurige uitwerking van de Oosterpoort (rechts op het schilderij). Klik hier voor een vergroting.
Meer: De details rond de Oosterpoort van de stad Medemblik zijn bijzonder opmerkelijk. De staat van de bouwvallige torens is evident.
(Aquarel van Jacob Braaff (1776-1864) uit ca. 1850 (Lit. 200, J.R. Brozius). Bezit van de familie Bakker en voor deze website ter beschikking gesteld.)

Sedert 1823 werd het slot gebruikt als vergaderplaats van de 'Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, departement Medemblik'. Naast de Nutsvergaderingen, was de ridderzaal ook een ideale ruimte om muziekuitvoeringen en gymnastiekoefeningen te houden.

Detail van de eerste kadastrale minuut (ca. 1825) met daarop het kasteel van Medemblik (noord is boven).
De zuidwestelijk toren is totaal verdwenen (de locatie is met de pijl aangegeven), deze werd in de periode 1895-1898 opnieuw opgemetseld. Bovenaan de plattegrond is de Oosterpoort aangegeven. De ruïnes van twee oostelijke torens en de Oosterpoort zijn hier nog duidelijk aanwezig. Ook de oostelijke weermuur is verdwenen.
(Bron: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Een ander detail, nu van een kaart van de havens van Medemblik uit 1892. De zuidwestelijk toren ontbreekt hier nog, maar we zien eveneens dat de resten van de oostelijke torens zijn weggehaald, zo ook de Oosterpoort. De Oosterpoort is vervangen door een set van twee wachthuisjes.
(Met dank aan René Waldram, havenmeester van Medemblik)

Ondertussen begint het verval van het kasteel zodanige vormen aan te nemen dat er forse delen gesloopt moesten worden. Het financiële vermogen van de gemeente Medemblik was niet groot genoeg om het slot te onderhouden. In 1846 was er veel armoede in Nederland vanwege de mislukte aardappeloogst. De Gemeenteraad besloot om twee oostelijke torens te slopen en de opbrengst van de stenen ten goede te laten komen aan de armen. Dit besluit werd echter vernietigd door de bevoegde macht.

Het volgende komt uit de notulen van de gemeenteraadsvergadering van Medemblik van 14 november 1856, waarin wordt gemeld dat de Oosterpoort in bouwvallig toestand was en:

"....dringend een herstelling vordert, waarvan de vrij belangrijke kosten geenszins uit de stedelijke geldmiddelen kunnen worden gevonden.."
"..Dat intusschen, alswaren ook de daarvoor benoodigde gelden voorhanden en beschikbaar, het ook dan nog en in elk geval onraadzaam moet worden geacht, een eenigszins beduidende som te koste te leggen aan de restauratie van een oud gebouw buiten verhouding met de behoeften des tijds en waarvan het behoorlijk onderhoud door zijn grooten omvang voor die stad veel te bezwarend is.."

"..Dat dit ontbrekende zou kunnen worden gevonden door te gelijk met de poort, mede voor afbraak te verkopen de daaraangrenzende of liever daarmee onmiddellijk verbondene overblijfselen van de steenen wal en de beide torens van het Oud Slot, die meer en meer een bouwval worden door de tand des tijds, maar ook door de hand des kwaadwilligen dagelijks van menigen steen beroofd, en welke afbraak gezamenlijk begroot wordt bij de verkoop eene som van p.m. fl 2500,- te zullen kunnen opbrengen.."

"..Wordt goedgevonden en besloten:
De Oosterpoort en bijbehorende bemuring benevens de aangrenzende overblijfselen van de steenen wal en de beide torens van het Oude Slot publiek tot amotie te verkoopen, onder voorwaarde dat de koper daarvoor in de plaats zal stellen een Barrière met Commies en Wachthuisje, behekking en noodige ophooging van het omliggende terrein, mitsgaders enkele hoognoodige reparatien aan het Slotgbebouw, zooals zulks bij de verkoop zal worden omschreven.."

Tijdens de gemeenteraadsvergadering van 30 april 1857 kwam de mededeling dat de sloop van de bouwvallige oostelijke torens en van de Oosterpoort door de Gedeputeerde Staten was goedgekeurd.
Daarbij werd ook de fundering van de torens uitgegraven. De stenen en het puin, ook die van de restanten van de aangrenzende stenen muur op de stadswal werden voor dijkversterking gebruikt. Op de plaats van de Oosterpoort werden twee wachthuisjes neergezet.
Wat geen aandacht kreeg bij de laatstgenoemde sloop, was de afbraak van de fraaie toegangspoort van het slotplein, die in 1654 werd gemaakt door de steenhouwer Hans Kronenburch (zie daarvoor ook de pagina Nieuwe bestemmingen in de 17de eeuw.). Dit kunstwerk was in de 19de eeuw ingesloten tussen twee gebouwtjes, zoals blijkt uit een tekening uit 1834, gemaakt door ene Bernard P.G. van Diggelen (1815-1868), destijds leerling van het Koninklijk Instituut voor de Marine in Medemblik (credits: Peter Swart van het Westfries Archief, Hoorn).

Twee gebouwtjes aan de noordzijde van het kasteelterrein, beide grenzend aan de antieke toegangspoort naar het slotplein. Links is dat een schuurachtig object dat gezien de grote schoorstenen kennelijk een bepaalde functie heeft, wellicht een smederij? Het is kadastraal aangeduid als onderdeel van het kasteel (nr. 673) en is eigendom van de stad Medemblik. Het gebouwtje rechts van de antieke poort (nr. 672) was blijkbaar uit steen gebouwd was eveneens eigendom van de stad en grensde noord aan de Ooster stadspoort (nr. 671). De pijl op de kaart, geeft de kijkrichting aan, met zicht op de achterzijde van de kasteelpoort. De tekening (1834) is van B.P.G van Diggelen en bevindt zich in de prentencollectie van het Rijksmuseum in Amsterdam (RM-RP-T-1966-86).

De 'Barrière met Commies en Wachthuisje' op een foto uit 1892, met op de achtergrond de Oosterdijk. Beide gebouwtjes zijn in 1920 gesloopt.
Nogmaals de zuidzijde van het kasteel, naar de situatie van ca. 1880 op een schilderij van Nicolaas Bastert (1854-1939). Het standpunt dat uitkijkt op het kasteel is gesitueerd voor de stadswal, met de singel van de stad Medemblik op de voorgrond.
De context met betrekking tot de omgeving is hier prachtig uitgewerkt.
(Stedelijk Museum in Amsterdam (A2183)).
Voor een meer gedetailleerde vergroting in zwart-wit kunt u terecht op de website van het Geheugen van Nederland.
Zicht op het kasteel (na 1857). Een aquarel van Jacob Braaff. Op de voorgrond staan vier pakhuizen, die na een brand in 1931 zijn gesloopt. Achter de schoener zijn de eerder genoemde wachthuisjes te zien. De trapgevel van de Ridderzaal is, kennelijk na een verbouwing, verdwenen. (Stichting Vrienden van het Westfries Archief, ref.: Lit. 200, J.R. Brozius).
Zicht op de visafslag op het Achtereiland (na 1857) van Jacob Braaff. (Coll. Meelmolen 'De Herder', Medemblik, ref.: Lit. 200).
Fotogravure: Zicht op de Oosterhaven en het kasteel. We zien hier ten noorden van het kasteel de vier pakhuizen en de prominente klokkentoren van het kasteel. Bron: G.C. Davies; On Dutch Waterways. The Cruise of the S.S. Atlanta on the rivers & canals of Holland & the north of Belgium; 1886; Jarold & Sons, London; p. 163 (Lit. 199)
Een schets van de staat van het kasteel in 1881, door Victor de Stuers (1843-1916).

Aan het eind van de 19de was het verval bijzonder groot. Het koste moeite om in de bouwvallige, boerderijachtige restanten, de eens zo roemrijke burcht te herkennen. Het onzalige plan van de stad Medemblik om de resten van het slot maar af te breken, werd gelukkig door koning Willem II (vanaf 1840-1849) afgewezen. In 1889 werden de resten van de burcht overgedragen aan het Rijk.

Victor de Stuers, die bij de restauratie betrokken was, maakte in 1881 een schets van de bouwval en tekende daarin meteen de verdwenen resten van het kasteel in. Hiervoor gebruikte hij oude prenten. Op deze manier kreeg hij een gefantaseerd beeld van de oorspronkelijke vierkante waterburcht.

Geïnspireerd door deze pentekening ging Rijksbouwmeester J. van Lokhorst in 1890 over tot het restaureren van het kasteel, met als doel om daar een kantongerecht te maken. Hierbij kreeg hij adviezen van architect P.J.H. (Pierre) Cuypers.

Voordat men met de restauratie begon, moest alles opgenomen en -gemeten worden. De schade was enorm: verzakte en verweerde muren met sporen van wijzigingen in het verleden, waarbij ook kleinere stenen werden gebruikt. Ook vond men aanwijzingen van verdwenen torens. De ramen waren gewijzigd, verkleind of door spitsboogvensters vervangen. Het enige wat nog aan het verleden herinnerde was het eiken cassettenplafond (cassette=verdiept vlak) en een renaissanceportaal uit 1600. De werkzaamheden moesten ingrijpend zijn, want Justitie wenste een degelijk gebouw.

Het beeld van de middeleeuwen was in die tijd sterk beïnvloed door de romantische stijl. Zo werd tijdens de restauratie een aantal neogothische elementen toegevoegd. Een aantal spitsboogvensters werden uitgebroken. Ook kwam er een rond venster in de noordgevel. De kanteling was, gezien de minimale afmetingen, puur decoratief.

Direct na de restauratie in 1893, werd het slot aanvankelijk nog als onderkomen voor het krankzinnnigengesticht gebruikt. Pas in 1897 werd het slot door Justitie in gebruik genomen als kantongerecht (dit duurde tot en met het einde van 1933).



Voor de restauratie (1890): een bouwval!Na restauratie (1898): een grondige opknapbeurt!
De zuidzijde van kasteel Radboud vóór de restauratie van 1890: een bouwval.Als de linker afbeelding, na de grondige opknapbeurt na 1897.
(Collectie auteur)

Tussen 1895 en 1897 werd de zuidwestelijke toren vanaf de fundamenten opnieuw opgebouwd. Deze moest als portaal voor de zittingszaal van het gerecht dienen. Het geheel werd weer toonbaar gemaakt met spitsen en kantelen om een suggestie van een 'middeleeuws kasteel' te geven.

De tekst die zichtbaar is op de zandstenen latei boven de voormalige ingang van de zuidwestelijke toren ('Bottelarietoren). Deze luidt als volgt: "DEZE TOOREN IS HERBOUWD IN DEN JARE O.H. MDCCCXCVII" (1897). (Foto's: Jan Bos)

"De Zittingzaal van het Kantongerecht (de voormalige Burchtzaal) in het kasteel van Medemblik."
Foto: C. Steenbergh (1859-1939), 1916. Verschenen in: A. Loosjes, Medemblik de oudste; 1916; Buiten, 8 juli. Uit de collectie van www.medenblik.nl.)

Door de hoogte van de kap werd het loopvlak van de weergang zo hoog dat de kantelen alleen nog maar decoratieve waarde hadden. De daken werden voorzien van kapellen en werden bedekt met leien.

Eigenlijk was het gebouw voorzien van een nieuw opgetrokken muurwerk om het middeleeuws kasteel. Deze buitenbekleding was geheel vernieuwd. Hierbij gebruikte men de oude gele moppen samen met, speciaal voor dit doel gebakken, bruinrode steen. Oude en nieuwe stenen werden door elkaar gebruikt. Het doel hiervan was om de suggestie te wekken dat het nieuwe beeld van het kasteel was gebaseerd op oude gegevens.
De afwerking was uitgevoerd volgens de typische 19e opvattingen over de bouwstijl bij rijksgebouwen: het materiaal bij het ruwe witte muurpleisterwerk en de gemetselde getande omlijstingen van deuren, ramen en kaarsnissen.

← Het huis te Medemblik (kasteel Radboud) in de 18de eeuw
Kasteel Radboud in de 20ste eeuw →

Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 1, P.S. Teeling, H. Langereis, p. 98-100)
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 303)
(Lit. 6, H. M. van den Berg, p. 177-181)
(Lit. 10b: W. van Leeuwen, p. 216-219)
(Lit. 92, C.J. Gonnet, p. 11,12)
(Lit. 157, E. Vink, N. Weitkamp, p. I/27, II/29-39, VI/3-5)
(Lit. 199, G.C. Davies, p. 163)
(Lit. 200, J.R. Brozius, p. 46,49,50,75)

[Vorige][Volgende][Home]