Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen]

[Terug naar inhoud artikelen]      [Home]

Diverse artikelen met betrekking tot de West-Friese dwangburchten en kastelen


Spaanse krijgsgevangenen op kasteel van Medemblik (deel 1)

[→deel 2]
Dit artikel (alleen deel 1) is met enkele kleine aanpassingen overgenomen in het Spaanse wetenschappelijke tijdschrift: "El Boletín Colegio Oficial de Doctores y Licenciados en Filosofía y Letras y en Ciencias de Alicante." (Lit. 241)

Anonieme tekening met de ondergang van de Spaanse Armada als voorstelling, tijdens de slag bij Grevelingen.
'Classis Hispanica celeberrima quae anno celeberrino MDLXXXVIII inter Galliam Britanniamq venit & perijt'
(Rijksmuseum, Amsterdam, objectnr. RP-P-80.068).
In het voorjaar van 1588 vertrok een enorme vloot vanuit Spanje, waarbij koning Filips II het doel had om Engeland binnen te vallen. Zoals bekend behoorde ook de Nederlanden tot de strijdende partij tegen de Spanjaarden. Deze 'supervloot' die als onoverwinnelijk werd beschouwd, staat bekend als de 'Armada' ('gewapende vloot'). De Spaanse aanval werd gepareerd en draaide uit op een complete mislukking, waarbij veel slachtoffers vielen. Het grote keerpunt was de Spaans-Engelse zeeslag (7-8 augustus 1588), bij Grevelingen (Fr. Gravelines) bij de zeestraat van Calais. Dit leidde ertoe dat de Spaanse admiraliteit besloot om naar Spanje terug te keren. Afgedwaalde schepen strandden ook in de Nederlanden, waarbij veel krijgsgevangenen werden gemaakt. In dit artikel geef ik een historisch overzicht van de lotgevallen van de gemaakte Spaanse krijgsgevangen, waarvan er twee in het kasteel van Medemblik gevangen waren gezet.

Filips II benoemde Alonzo Perez de Gusman (de schatrijke Hertog van Medina Sidonia) tot opperbevelhebber/admiraal van de vloot. Juan Martines de Ricaldo werd tot vice-admiraal benoemd. Bevelhebbers over het krijgsvolk en de verdere hoofddelen van de vloot en het leger, waren Francisco de Bovadilla (generaal-maarschalk) en de maarschalken, waaronder Diego de Piementel, Diego Floris en Pedro de Valdez. De laatstgenoemden waren niet zo blij met de benoeming van de admiraal, gezien de spreuk die werd gedaan: 'Eene Admiraal van goud bekomen te hebben, terwijl men eenen van ijzer noodig had.'
Men had hoge verwachtingen van de vloot. Niet voor niets nam de gehele adel van Spanje en Portugal aan deze onderneming deel. (Lit. 206)

Zoals gezegd werd de Spaanse vloot bij Grevelingen een zware slag toegebracht, diverse schepen werden vernietigd of zwaar beschadigd. Men probeerde te redden wat er te redden viel en uit nood geboren voerden enkele galjoenen in de richting van de Nederlanden. Francisco de Toledo werd door de Engelsen krijgsgevangene gemaakt, terwijl zijn schip dat door Vlissingers was ingenomen in de haven van Oostende terecht kwam.
Op een ander galjoen, de San Matteo, werd het bevel gevoerd door Diego de Piementel (ook: Pimentel, Piemontel). Het schip was zodanig zwaar beschadigd, dat hij zich verplicht vond om in de richting van de kust te voeren. Scheltema schreef het volgende (Lit. 206):

"De bevelhebber van het eerstgemelde schip, FRANCISCO DE TOLEDO, broeder of neef van den Graaf van ORGAS, redde zich met eenige edellieden in de haven van Ostende, en werd krijgsgevangen bij de Engelschen. Het schip werd door de Vlissingers veroverd.
Op het andere Galjoen werd het bevel gevoerd door DIEGO DE PIEMENTEL, Maarschalk. Het schip was zoodanig doorboord, dat hij, na vergeefs om hulp gevraagd te hebben bij den Admiraal, zich verpligt vond om het naar den wal te wenden, op hoop van in eene haven of op strand te geraken.
DE PIEMENTEL had de grootmoedigheid, zijn schip niet te willen verlaten. Hij verlangde de hulp van visschers, als van lootsen; en hij trof iemand aan, die hem zoodanig tusschen de banken voor de stad Sluis hielp, dat er aan geene uitredding te doen was. Versscheiden der kleine Hollandsche of Zeeuwsche gewapende schepen, destijds Dremmelaars geheeten, kwamen op hem af, en toen hij weigerde, zich aan hen over te geven, werd er zulk eenen geweldigen aanval op het groote schip gedaan, dat er veertig man sneuvelden.
De vlag werd gestreken, en de Maarschalk is vervolgens ongewapend gebragt aan het schip van den Vice-Admiraal, PIETER VAN DER DOES."

Op last van van der Does, werden beide schepen werden leeggeroofd en naar Vlissingen gevoerd, doch zonken onderweg. De oorlogsbuit gaf rijkdom aan de officieren en aan het volk. De gewonde bemanning van de schepen werden verzorgd en naar Vlaanderen gevoerd, terwijl de gezonde 150 manschappen naar Holland werden overgebracht. Maarschalk Diego de Piementel, werd naast de andere betrokken edelen, met name Francisco Monniques, Diego de Velasco, Martin d'Avelles en Alonzo de Vargas naar Den Haag gevoerd.(Lit. 206)

Het overbleven deel van de banier van de galei van Diego Piementel in kerk van Leiden. Er is een beschrijving die meldt dat de banier zo lang was, dat ze van het bovenste koor tot op de grond hing en ook nog voor een gedeelte opgerold moest blijven. Het originele restant bevindt zich tegenwoordig in Museum de Lakenhal in Leiden. (Prent van Daniël Veelwaard 1776-1851. Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer RP-O-0B-66.606./Bron: Scheltema, p. 220bis (Lit. 206)
In Den Haag werd de Piementel aan een ondervraging onderworpen met betrekking tot de Armada. Deze ondervraging vond met name plaats door de landsadvocaat van Oldebarneveldt, de heer van der Mijle, alsmede de twee veldoversten de Villers en de Famars.(Lit. 206)

De eerste ondervraging was niet naar wens, zoals blijkt uit een gepubliceerd pamflet (Lit. 208):
" Breeder verclaringhe vande Vloote van Spaengnien. De bekentenisse van Don Diego de Piementel, opper velt heer van een Regiment Crijschvolck van zijn Mt. de Coninc van Spanien, Hem afghevraecht inden Haghe int byweesen vande principael Heeren, een seer vremde ende wonderlijcke antwoorde. Ghedruckt in ..... 1588."

Een tweede verhoor bleek meer succesvol, zoals blijkt uit een pamflet die daar op volgde (Lit. 208):
"Breeder verclaringhe van Don Diego de Piementel, opper Velt-Heer ouer de Tierce van Cicilien, van weghen de Conincklijcke Maiesteyt van Spainghen, becrachticht van den Amirael Pieter vander Does, nu ghevanckelijk inden Hage, al waer hy dese zijne bekentenisse ghedaen heeft voor mijn Heeren de Staten haere ghecommijteerde....Noch is hier gheuoecht alle de Namen van alle de Cavaliers, Ducx Marquis Grauen, Edelen ende Principaelste Officiers der selue Armije."

De ondergang van de Armada werd groots gevierd in Amsterdam. Men hield daar optochten en diverse optredens. Met meer 'statie' werd het in Leiden gevierd. De Hollandse vice-admiraal Pieter van der Does en de baljuw van Rijnland, hadden de grote wimpel van Piementels admiraalschip aan de stad Leiden geschonken. De banier werd in statelijke optocht naar de Pieterskerk gebracht en in het koor opgehangen.(Lit. 206, p. 219 ev)

Na zijn verblijf in de gevangenis in Den Haag, werd Diego de Piementel overgebracht naar het slot Persijn (Wassenaar) en spoedig daarna naar het kasteel van Medemblik. Het transport naar Medemblik zou dan rond 7 oktober 1588 hebben plaatsgevonden (Lit. 209, 7 oktober 1588). Daarnaast was er nog een tweede gevangene op het Medemblikker kasteel, die als andere bevelhebber op de San Matteo, de galei van Diego de Piementel had gediend. Dit was Don Juan Ximenes de Maduano1.

Op 15 oktober 1588 ontving de Staten van Holland en West-Friesland een schrijven van Jr. Willem van Dorp2 en een rapport van de Procureur Generaal van Holland, dat op het kasteel van Medemblik geen adequate plaats was om de gevangen Spanjaarden vast te houden. Met als uitzondering de 'Thoorn aldaar', daarmee wordt ongetwijfeld de zuidoostelijke hoge hoektoren bedoeld van het kasteel bedoeld, die al lang een functie van 'Gevangentoren' had (zie daarvoor het artikel: Tymmerage tot Medembliec 1438-1444. Om aan de eisen te voldoen werd door de Staten van Holland en West-Friesland de opdracht gegeven om diverse maatregelen te nemen om deze toren weer geschikt te maken (Lit. 209, 15 oktober 1588):

...alsulke ordre te stellen in het versterken van de Plaatsen op den voorsz Thoorn, met Ysers en andersints, sulks dat de voorschreeve Gevangens in goede bewaarnisse en verseekertheid moogen gehouden worden...

Een andere resolutie van de Staten op dezelfde datum had betrekking op de mogelijkheid om de Spaanse krijgsgevangen in de 'Poorte' (Gevangenpoort in Den Haag), voortaan op water en brood te zetten. De reden hiervan was dat de gevangenen zelf geen financiële middelen hadden om de 'kost en inwoning' te vergoeden. Omdat men daarmee in strijd met het krijgsrecht zou handelen, besloot men om een van de Spanjaarden naar de hertog van Parma (de door Filips II benoemde landvoogd) te sturen om hem hierover in te lichten. Feitelijk kwam dit erop neer, dat er van de prins van Parma werd verlangd, dat hij binnen een maand tijd, met geld over de brug moest komen (Lit. 209, 15 oktober 1588).

Dit kreeg nog een staart met een navolgende resolutie van de Staten op 24 december 1588. De eis aan de Hertog van Parma werd uitgebreid voor alle Spanjaarden die over het hele land in detentie werden gehouden, dus ook in het kasteel van Medemblik. Er werd wederom het besluit genomen om een van de gevangen Spanjaarden die het vertrouwen had van de overige gevangenen, naar de hertog van Parma te zenden. De boodschap aan de hertog was om binnen twee maanden te reageren met de toezegging om honderd gulden voor elke soldaat te vergoeden, uitgezonderd de officieren en edelen. De uitgezonden Spanjaard was Alonso de Vergas.
Het was Don Diego de Piementel die het verzoek deed om, voordat Alonso de Vergas zou vertrekken, met hem in gesprek te gaan, anders zou de reis naar Spanje nutteloos zijn. De Raad van Staten authoriseerde haar secretaris, Nicolaas Doublet om met Alonso de Vergas naar Medemblik af te reizen, zodat de laatstgenoemde officieel toegang tot de gevangenen kreeg. Aan de gesprekken met de gevangenen waren wel enige voorwaarden gesteld. De secretaris Nicolaas was bevoegd om bij de gesprekken aanwezig te zijn en notities te maken, daarnaast kreeg hij de bevoegdheid om brieven aan de hertog te mogen zien.
Van Alonso werd verlangd, dat hij na zijn reis, naar eer en geloof, naar de Nederlanden zou terugkeren (Lit. 209, 24 december 1588).

De rechtpositie van de Spaanse gevangenen was niet geweldig, maar op verzoek van het Hof van Holland werd op 14 januari, met Don Diego de Piementel als getuige, een notariële akte opgesteld, waarin twee Spanjaarden rechtelijke bevoegdheden kregen. Dit waren Peeter van Leon, krijgsoverste van het Spaanse voetvolk en Crystoffel Mandragon, gouverneur van Antwerpen en kastelein van het kasteel aldaar (Lit. 207):

"...te moegen ageren, verweren ende procederen, oick handelen ende tracteren, op ende jegens eenen ijgelycken penninghen oplichten ende ontfanghen..."

Portret van Diego Carillo de Mendoza y Pimentel. Bron: es.wikipedia.org. (Museo Nacional de Historia, Mexico City). Maker is onbekend. Een tekening die door Diego de Piementel tijdens zijn gevangenschap op het kasteel van Medemblik is gemaakt.
(Regionaal Archief Alkmaar, PR 1001474)
Een detail uit de tekening links. Hierop vindt men de volgende tekst:
"Dit is gemaect bij don Diego dil Piemontelle, ende don Juan, a[nn]o 89, in haer gevanckenisse tot Medenblick, waren genomen op een van[de] scepen van[de] Spaensche armade a[nn]o 88."
De gevangenistoren van het kasteel van Medemblik. (Detail van een tekening van Roelant Roghman, 1647.)

De Spaanse gevangenen kregen kennelijk een te ruime vergoeding voor hun verblijf op het kasteel. De Staten namen op 31 mei 1589 het besluit om de vergoeding van 600 pond aan overste Dorp te verminderen met het bedrag die de Spaanse gevangenen verteerden. Voortaan ontvingen de gevangenen samen niet meer dan 3 pond per dag. Daar tegenover stond de mogelijkheid om de gevangenen naar de voorpoort van het Hof (Gevangenpoort in Den Haag) over te brengen om daar voortaan te verblijven (Lit. 209, 31 mei 1589).

Op 10 juli was er een melding, dat men achteraf had geconstateerd, dat er een Spaanse geleerde in het kasteel gevangen werd gehouden (Lit. 209, 10 juli 1589).:

"Spaanschen Doctor gevangen tot Medenblick.
Op het versoek van Jacob Muys, is geordonneert te schryven aan den Overste Dorp, dat hy met Brenger's Briefs de Staten wil adverteeren hoe veel deselve soude verstaan en pretendeeren ten agteren te zyn aan den Spaanschen Doctor, gevangen op den Huise tot Medenblik, uit sake van sijn verteerde kosten aldaar, om de Staten te moogen dienen als na behooren."

Het is overigens niet een-twee-drie te achterhalen, wie van de gevangenen, een geleerde was. Omdat beide heren de titel 'Don' droegen, mag men ervan uitgaan dat zowel Diego, als Juan edelen waren. Zij konden zich bedruipen met een mogelijke toelage vanuit Spanje. Een andere mogelijkheid is dat er inderdaad een derde gevangene in het kasteel aanwezig was zonder adelachtergrond. Misschien de scheepsarts van de 'Matteo'?3

In het jaar 1603 is door de Staten van Holland en West-Friesland beslist over een voorstel tot een gevangenruil, waarbij men Spaanse gevangenen uitruilt tegen personen die in " 's Lands dienst voor andere te Praefereeren". Voor de admiraliteit van Rotterdam zijn negen personen bij naam genoemd. Daar tegenover wordt gesteld dat als er geen ruil plaatsvindt, dat de gezagvoerder van de galei wordt opgehangen. Van de andere gevangenen van de galeien in de andere steden, zal in Amsterdam worden beslist, en in het Noorderkwartier voor de gevangenen van Medemblik, Enkhuizen, Hoorn en Purmerend (Lit. 209, 14 maart 1603)(Lit. 210, 14 maart 1603). Op basis hiervan kan men ervan uitgaan dat Don Diego de Piementel en Don Juan Ximines de Meduano 15 jaar in Medemblik gedetineerd zijn geweest.


Geraadpleegde bronnen
(Lit. 206, J. Scheltema, p. 49,50,178-182,219-220bis)
(Lit. 207, H.J. Schouten, p. 245-247)
(Lit. 208, W.P.C. Knuttel, p. 165,166
(Lit. 209, Resolutien van de Heeren van de Ridderschap, Edelen en Gedeputeerden van de Steeden van Holland en Westvriesland.
(Lit. 210, Index op de Registers der Resolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland.
(Lit. 241, Ben Dijkhhuis, p. 35-37)

Voetnoten:

  1. Informatie van het Regionaal Archief in Alkmaar, de annotatie behorend bij de afbeelding PR 1001474:
    "De tekening is gemaakt door Don Diego de Pimentel en Don Juan Xmenes de Medvano, twee Spaanse bevelhebbers die met het galjoen San Matteo behorende tot de onoverwinnelijke vloot (de onoverwinnelijke Armada) op 9 augustus 1588 te Grevelingen in handen der Staten waren gevallen en gevangen werden genomen."
    Extra verificatie voor de naam Don Juan Xmenez de Meduano blijkt niet voorhanden (Auteur). Zie meer hierover deel 2.
  2. Willem van Dorp volgde in 1593 Diederik van Sonoy op als gouverneur van het Noorderkwartier van Holland.
  3. Dat was inderdaad de scheepsarts. Zie deel 2.

[Home]