Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen]

[Terug naar inhoud chronologie]      [Home]

Summiere sporen in de 20ste en 21ste eeuw

van de legendarische Torenburg.

← De Torenburg in de 19de eeuw

De Kooltuin met gracht
De Kooltuin met gracht. (Foto: Ben Dijkhuis)

Als wij nietsvermoedend, in Alkmaar, op de Kanaalkade zouden staan, iets ten westen van de Friesebrug, zou het niet in ons opgekomen zijn dat hier ooit een forse burcht heeft gestaan. Eén herinnering aan de Torenburg is uiteindelijk wel vastgelegd: een toren in het wapen van de stad Alkmaar.

Er zijn drie straatnamen die ons herinneren aan het slot de Torenburg: Kooltuin (herinnert aan de moestuin van het kasteel), de Dijk (herinnert ons aan de middeleeuwse bedijking langs het Voormeer) en Torenburg (herinnert ons aan de naam van het slot).
Zeer fraai is tegenwoordig het straatje Kooltuin met zijn gracht. Het straatje loopt duidelijk vanaf het hoger liggende straatje Torenburg (die ook een onderdeel van de bedijking tegen het Voormeer was), naar beneden in de richting van de 'Luttik Oudorp'. Er zijn meer straatnamen in de buurt die aan een bedijking doen denken: Voordam, Achterdam en Zijdam. De Laat liep in de middeleeuwen tot het Voormeer. Die werd gedeeltelijk gedempt zodat er weer nieuw land beschikbaar kwam (de straatnamen Groot Nieuwland en Klein Nieuwland herinneren daaraan).

Van de ligging van de Torenburg werd verondersteld, dat zij dankzij de blootlegging van grote funderingen in 1835, min of meer bekend was. Deze visie is nu herzien, dit waren niet de resten van het kasteel maar van een poorthuis dat in 1528 is afgebroken. (Lit. 218)
Rest nog de laatste mogelijkheden van archeologisch onderzoek. In het algmeen concentreert men zich in en nabij het Noord-Hollands kanaal en de Friese brug.

1951
Een eenvoudige werktekening van Lutjeharm waarin hij de locatie van de gevonden fundamenten heeft aangegeven. (Lit. 221)
Ik kwam onlangs een verslag tegen uit 1951 van de amateurarcheoloog Johan Lutjeharms (1910-2001), hierin wordt melding gemaakt van de vondst van enige fundatiefragmenten van kloostermoppen, tufsteen en afwijkende stenen. De vindplaats was in een bouwput ten zuiden van het Noord-Hollands kanaal, deels in het Victoriepark. (Lit. 221)

"Alkmaar, 9 mei 1951.

Bij het begin van uitvoering van de bouw van een nieuwe brug over het Groot Noord-Hollands kanaal te Alkmaar werden in de bouwput enige vondsten gedaan. De bouwput bevindt zich aan de zuidzijde van het kanaal, voor een deel in het Victoriepark. In de bovenste lagen, kennelijk opgebrachte grond werden verschillende aardewerk scherven aangetroffen uit de 18e-19e eeuw en enige Goudse rookpijpen uit de 17e tot 19e eeuw meest aangetroffen in een strook baggergrond.
In de zuid-westhoek van de bouwput werden (±2½ m onder maaiveld) enige fundatie fragmenten aangetroffen aangelegd van kloostermoppen zwaar die 4 lagen. Dan werd de bouw voortgezet in tufsteen van stenen met daarbij voorkomende afwijkingen. Metselspecie van een mij primitieve samenstelling vrij zeker de beginperiode van de schelpkalk.
Weinig kalk, merendeel schelpjes. Dikte muurwerk ±70cm. Juist tegen dit muurwerk een laagje van ±20cm slipklei met begroeiing van phragmites (een grassoort voorkomend in drassige gebieden) waaruit valt te concluderen dat dit bouwwerk, aan deze zijde uitham, in het water heeft gestaan. Dit water werd dan later gedempt een aangevuld met van elders aangevoerde gronden tot een hoogte van omstreeks 2½ meter boven het toen geamoveerde bouwwerk..."


Destijds ging men er vanuit dat de funderingen, die in 1835 werden gevonden, de resten van de Torenburg waren. Dit bleek uiteindelijk een misvatting. Echter met de kennis van destijds, concludeerde Dhr. Lutjeharms, dat de archeologische vondst bij de Friesebrug een onderdeel van de Torenburg was. Dit bleek helaas ook een misinterpretatie, het zou gaan om walbekleding van de stadswal, die in 1951 naar boven kwam bij het verlagen van de Wagenweg bij de bouw van de Friesebrug. (Lit. 218a)

1969

Archeologisch onderzoek op de hoek tussen de straatjes Torenburg en Kooltuin heeft geleid tot de ontdekking van een beschoeiing. Dit heeft ons geleerd dat iets ten westen van de tegenwoordige Kooltuin een beschoeiing aanwezig was, hetgeen mogelijk aantoont dat dit een stukje van de oorspronkelijke oostelijk grens van de moestuin van de Torenburg is geweest. (Lit. 9)

1992

Tijdens het doorgraven van de stadsgracht in 1660 trof men 'swaare dikke fondamenten van duyfsteen' aan. (Lit. 220) (Zie De hofstede van de Torenburg in de 17e eeuw.). Tijdens het leggen van kabels in het Noordhollands kanaal, is dezelfde locatie weer doorgraven. Deze bevindt zich ongeveer aan de westkant van de Friesebrug. Wederom werd er weer tufsteenpuin omhoog gehaald. (Lit. 218)
Dat er met betrekking tot de Torenburg vaak sprake is van tufsteen, zou dit kunnen wijzen op een voorganger, die ouder is dan het slot Torenburg dat omstreeks 1254 door graaf Willem II zou zijn gesticht.

2008

In 2008 werd een aanpassing aan de noordzijde van de Friesebrug uitgevoerd in de vorm van het graven van een lange tunnelbak. Daar is ter plaatse archeologisch onderzoek uitgevoerd door middel van het graven van een proefsleuf. Dit is gebeurd op basis van de verwachting dat men op deze locatie mogelijk restanten van de Torenburg zou kunnen aantreffen. Er werden geen funderingsresten gevonden. Als conclusie gaat men er vanuit dat de resten van de Torenburg zich grotendeels of geheel in het Noordhollands kanaal bevinden. Een andere, meer gunstige optie is dat het kasteel iets zuidelijker was gesitueerd, waardoor er toch nog mogelijk resten ten zuiden van het NH kanaal, onder de Kanaalkade, wellicht in de buurt van het straatje Torenburg, aanwezig zijn. (Lit. 218)

Wat is bekend over het uiterlijk en de ligging van de Torenburg? Een reconstructie.

← De Torenburg in de 19de eeuw.

Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 5, J.W. Groesbeek)
(Lit. 9, E.H.P. Cordfunke, p. 90,91)
(Lit. 218, P. Bitter, p. 58-66)
(Lit. 218a, P. Bitter, p. 11)
(Lit. 220, W.A. Fasel, p. 61)
(Lit. 221, redactioneel, p. 13-16)

[Vorige][Kaart] [Home]